De regels van basketbal.  

Bij basketbalen mag je alleen met je handen spelen maar je moet wel blijven rennen! Je mag niet met de bal in je handen rennen. Je mag ook niet met twee handen stuiteren. Voor elke doelpunt krijg je twee punten of zelfs drie punten als je vanachter de driepuntslijn werpt. Wanneer een speler een fout maakt, krijgt hij een strafpunt dan mag de tegenstander 1, 2 of soms 3 vrije worpen. Elke van die vrije worpen kan 1 punt opleveren. Bij gelijke score spelen de teams net zo veel verlenging van 5 minuten als nodig zijn om uiteindelijk een winnaar te krijgen. Een wedstrijd is verdeeld in twee speelhelften van 20 minuten. Maar door de onderbrekingen wordt het wedstrijd vaak langer gemaakt. Een speelhelft duurt ongeveer 40 minuten. Er zijn ook scheidsrechters om het spel volgens de regels te laten gaan.

De kleding van de basketbalspelers.  

Bij basketballen net als bij de andere sporten heb je speciale kleren nodig. Wat je nodig hebt is een shirt met uitgesneden hals, een korte broek, sokken en basketbalschoenen. Het is heel belangrijk dat je de juiste schoenen draagt, want bij basketbal wordt veel gewerkt met de voeten. Zorg dus dat je de juiste schoenen draagt. Van de meeste sportschoenen zijn er speciale basketbalschoenen te koop.  

 Dribbelen.

Dribbelen is een van de belangrijkste dingen bij basketbalen. Het is niets anders dan vooruit lopen terwijl je de bal op de grond laat stuiteren. Je mag niet tijdens het dribbelen de bal met twee handen vast pakken of de bal met twee handen stuiterend te pakken. Je mag twee stappen doen voordat je de bal past of schiet. Bij de derde stap krijg je een strafpunt voor lopen. Dribbelen lijkt makkelijk maar je kunt het op verschillende manieren uitvoeren: laag, hoog, naar voren, naast of van het lichaam af, tussen de benen door, kruisend, van richting verandert…  

Een goede basketballer hoeft niet naar de bal te kijken als hij speelt.  

De bal.  

De bal van de professionele basketballers heeft een omtrek van tussen de 75 en 78 cm en weegt 600 tot 650 g. Minibasket wordt gespeeld mat een bal van minder dan 500 g. De bal heeft vaak de kleur oranje met zwarte strepen want dan valt hij het meest op. En dat is alleen maar goed.

Technieken.  

Pivoteren: Pivoteren is dat je met een  voet op dezelfde plek op de grond blijft staan en met je andere voet mag je daarom heen draaien.  

Sprongbal: In het midden van het veld is een middencirkel. Als je met het spel begint ga je daar een sprongbal maken. Je staat met 2 mensen, 1 van elk team in de cirkel en de rest van het team staat buiten de cirkel. Daar tussen staat een scheidsrechter en die gooit de bal recht omhoog en dan moet je alle twee omhoog springen om de bal weg te tikken naar je medespelers.een medespeler is iemand met wie je in dezelfde  team speelt.  

Dribbelen: De bal laten stuiteren op de grond. Je doet dat vanuit je pols. Als je dribbelt kijk je niet naar de bal, maar naar je teamgenoten en je tegenstanders in de gaten houden. Je kunt een hoge dribbel maken, dit is met grote passen rennen en ongeveer tot je middel dribbelen. En je kunt ook een lage dribbel maken, dit is met kleine passen en vanaf kniehoogte dribbelen. Als je stopt met dribbelen mag je niet verder dribbelen! 

Vrije worp: een vrije worp is dat iemand gaat scoren vanaf een bepaalde lijn. Je mag meestal 2 keer schieten (afhankelijk van de overtreding die tegen je is gemaakt). Als je voor de 2e keer schiet mogen de basketballers de bal aanraken als hij tegen het bord is gekomen.